Ook een ondernemer die recht heeft op aftrek van voorbelasting, moet soms vertragingsrente
betalen als ten onrechte geen btw bij invoer is geheven.
Een bv is de direct vertegenwoordiger van een importeur en doet daarom aangiften voor
het in het vrije verkeer brengen van goederen. Daarbij draagt zij echter te weinig
invoerrechten en omzetbelasting af. De bv meldt dit aan de Belastingdienst, waarop
de inspecteur de importeur een naheffingsaanslag oplegt. Bovendien berekent de fiscus
vertragingsrente vanaf de dag waarop de douaneschulden zijn ontstaan tot de dag waarop
deze schulden aan de bv zijn meegedeeld. De importeur heeft recht op aftrek van omzetbelasting
die zij vanwege de invoer is verschuldigd. De vraag is of de inspecteur terecht vertragingsrente
in rekening heeft gebracht.
Samenhang tussen douane- en omzetbelastingwetgeving De Hoge Raad verduidelijkt dat de lidstaten nadere regels kunnen vaststellen met betrekking
tot de betaling van btw ter zake van de invoer van goederen. Daarnaast zijn de lidstaten
bevoegd om andere verplichtingen voor te schrijven dan die van de Btw-richtlijn. De
lidstaten moeten deze extra verplichtingen noodzakelijk achten om de juiste inning
van de btw te waarborgen en fraude te voorkomen.
Fiscus brengt terecht vertragingsrente in rekening Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat de inspecteur vertragingsrente in rekening mag
brengen over vanwege invoer verschuldigde omzetbelasting als men na vrijgave van de
goederen vaststelt dat ten onrechte btw-heffing achterwege is gebleven. Het recht
op aftrek van voorbelasting van de importeur voor wie de goederen ten tijde van de
invoer zijn bestemd, doet niet af aan de verplichting vertragingsrente te betalen.
Zelfs als de importeur de btw kan aftrekken, moet hij dus nog steeds vertragingsrente
betalen.
Bron: Hoge Raad 13-09-2024.