Legt de fiscus een vergrijpboete op omdat door opzet inkomen onbelast is gebleven?
Dan moet zo’n vergrijpboete zijn opgelegd met het vaststellen van de navorderingsaanslag.
Een man is een vennoot van een vof die zich bezig houdt met het lijmen van (prefab)blokken
en muren in de bouwsector. De vennoot heeft op Duitse bankrekeningen omzet ontvangen
die hij heeft verzwegen in zijn aangifte inkomstenbelasting. Wanneer de inspecteur
daar achter komt, legt hij de vennoot navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en
vergrijpboetes op. Rechtbank Zeeland-West-Brabant moet onder andere beoordelen of
de boetes terecht zijn opgelegd. Zo heeft de fiscus een van de boetes opgelegd omdat
de man door opzet of grove schuld te weinig belasting heeft betaald over een omzetbedrag
dat hij op een Duitse bankrekening ontving.
Vergrijpboete is niet correct opgelegd De rechtbank wijst erop dat de Belastingdienst zo’n vergrijpboete alleen gelijktijdig
met de vaststelling van de navorderingsaanslag mag opleggen. Maar de inspecteur heeft
de desbetreffende boete opgelegd door middel van de uitspraak op bezwaar tegen de
navorderingsaanslag. De fiscus heeft de verschuldigde belasting die ziet op het omzetbedrag,
dat de man heeft ontvangen op de Duitse bankrekening, belast door middel van interne
compensatie. Dus heeft de inspecteur geen afzonderlijke navorderingsaanslag voor die
inkomsten opgelegd. Daarmee is de vergrijpboete niet correct opgelegd. Dat is niet
anders als in een vaststellingsovereenkomst duidelijk naar voren komt dat met de uitspraak
op bezwaar bedoeld was de vergrijpboete op te leggen. Zo’n afspraak over de boeteoplegging
is namelijk in strijd met de wet. De belastingrechter volgt zo’n afspraak dus niet.
Daarom vernietigt de rechtbank de desbetreffende vergrijpboete.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 5-09-2024 (gepubl. 12-09-2024).