De wettelijke bepaling ter voorkoming van handel in HIR-lichamen is altijd van toepassing
bij een belangrijke wijziging van het financieel belang in een vennootschap die vooral
beleggingen houdt.
Een beheermaatschappij houdt zich vooral bezig met de exploitatie van onroerende zaken.
Haar enig aandeelhouder schenkt op 22 oktober 2015 5% van de aandelen aan zijn zoon,
de enig aandeelhouder en bestuurder van bv 3. De vader schenkt op 2 augustus 2016
de resterende 95% aan bv 3, en de zoon schenkt diezelfde dag zijn 5% aan bv 3. Op
die datum worden ook de statuten gewijzigd waardoor alle winst hoger dan € 150.000
naar de zoon gaat, en de vader nog één preferent aandeel houdt in de maatschappij.
De inspecteur gaat er bij het vaststellen van de aanslag Vpb 2016 van uit dat een
in de maatschappij aanwezige herinvesteringsreserve (HIR) van ruim € 1,8 mln is vrijgevallen
in de winst.
Handel in HIR-lichamen Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur zich terecht beroept op de wettelijke
bepaling ter voorkoming van de handel in lichamen met een herinvesteringsreserve (HIR-lichamen).
De beheermaatschappij stelt ten onrechte dat deze bepaling alleen geldt voor misbruiksituaties.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt duidelijk dat de HIR verplicht vrijvalt bij een belangrijke
wijziging van het uiteindelijke belang in een vennootschap die vooral beleggingen
houdt. Het uiteindelijke belang is in belangrijke mate gewijzigd omdat de zoon door
de schenking en statutenwijziging van een 5% belang naar een 100% belang bij de winst
boven € 150.000 is gegaan. Een belangrijke wijziging van het financieel belang is
voldoende, het is niet nodig dat ook de zeggenschap ingrijpend is gewijzigd. Het maakt
niet uit dat de vader nog één preferent aandeel heeft. De uitzondering voor de uitbreiding
van een bestaand belang geldt alleen als er al een derde van het uiteindelijke belang
werd gehouden. Er is hier voldaan aan de beleggingstoets omdat de beheermaatschappij
vooral onroerende zaken verhuurt, en die worden bij wetsfictie als beleggingen aangemerkt.
Bron: Rb. Noord-Holland 14-09-2023 (gepubl. 05-01-2024).