Indien een ondernemer geen eHerkenning wil aanschaffen om aangifte te kunnen doen,
zijn er alternatieve manier om aangifte te doen. Er is dan ook geen sprake van afwezigheid
van alle schuld.
Een belastingplichtige bv heeft een uitnodiging ontvangen om voor het jaar 2019 Vpb-aangifte
te doen. Nadat de bv diverse keren om uitstel heeft verzocht en geen gehoor heeft
gegeven aan de aanmaning van de inspecteur, legt de inspecteur een aanslag Vpb 2019
op naar een belastbaar bedrag van nihil plus een verzuimboete van € 2.757. Rechtbank
Zeeland-West-Brabant moet beoordelen of de verzuimboete terecht is.
Afwezigheid van alle schuld (AVAS) Volgens de bv is sprake van AVAS omdat zij de aangifte niet kon indienen. Om aangifte
kunnen doen werd zij door de inspecteur verplicht om gebruik te maken van een eHerkenningsmiddel
waarvoor zij een contract moest sluiten met een commerciële partij. Onder verwijzing
naar een uitspraak van de Rechtbank Gelderland stelt de bv dat er geen wettelijke
basis was voor het verplicht aanschaffen van een eHerkenningsmiddel.
Wettelijke grondslag Volgens de rechtbank heeft de Hoge Raad beslist dat er een wettelijke grondslag is
voor de verplichting om met gebruikmaking van eHerkenning aangifte te doen. Ook is
toelaatbaar dat de aangifteplichtige kosten moet maken om aan deze verplichting te
voldoen. Dat het in het geval van belanghebbende gaat om vennootschapsbelasting en
niet om loonheffingen zoals in arrest van de Hoge Raad maakt dat niet anders. De rechtbank
is het daarom niet eens met de stelling van de bv dat sprake is van AVAS omdat zij
niet verplicht was om een eHerkenningsmiddel aan te schaffen. Bovendien gold een compensatieregeling
voor de te maken kosten. De stelling van de bv dat zij niet mag worden gedwongen om
een contract met een derde af te sluiten vindt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende
steun in het recht. Ten slotte geeft de rechtbank aan dat de bv ook op andere wijze,
bijvoorbeeld met behulp van aangiftesoftware, aan haar aangifteverplichting had kunnen
voldoen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van
AVAS. De boete is daarom terecht opgelegd. De rechtbank acht de boete ook passend
en geboden. De boete wordt nog wel met 10% gematigd omdat de redelijke termijn voor
behandeling is overschreden.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 28-06-2024 (gepubl. 03-07-2024).