Dat een aangifte IB/PVV een veel hoger vermogen bevat dan in het jaar daarvoor was
aangegeven, verplicht de inspecteur niet tot het houden van een nadere controle.
Een man en zijn echtgenote hebben in hun aangiftes inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen
over 2013 geen melding gemaakt van inkomen uit aanmerkelijk belang (ab). Wel hebben
zij in totaal € 485.000 aan overige vorderingen en contant geld in box 3 opgegeven.
Op 11 mei 2019 legt de inspecteur de echtgenoten navorderingsaanslagen inkomstenbelasting
op. Daarbij heeft hij het belastbaar inkomen uit ab gecorrigeerd met ruim € 370.000.
Deze correctie is bij iedere fiscale partner voor de helft in aanmerking genomen.
Het box 3-vermogen is verminderd met € 385.000. Het echtpaar is het uiteindelijk niet
oneens met de berekening van de correctie. Maar de echtgenoten menen dat de Belastingdienst
niet beschikt over een nieuw feit om te mogen navorderen. Daarom starten zij een beroepsprocedure.
Aangifte had juist kunnen zijn De echtgenoten wijzen erop dat zij in hun aangiftes over 2014 een aanzienlijk hoger
box 3-vermogen hebben aangegeven dan in de aangifte over 2013. De inspecteur had na
het opmerken van deze vermogenssprong de aangifte over 2013 nader moeten onderzoeken.
Door dat na te laten heeft de inspecteur volgens de echtgenoten een ambtelijk verzuim
begaan. Hof Arnhem-Leeuwarden volgt deze redenering niet. Een vermogenssprong in 2014
sluit namelijk niet uit dat de aangifte over 2013 juist is. Dat de post ‘overige vorderingen
en contant geld’ niet is gespecificeerd in de aangifte IB/PVV 2013 leidt evenmin ertoe
dat de inspecteur een ambtelijk verzuim heeft begaan. Het hof verklaart daarom de
beroepschriften van de echtgenoten ongegrond.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 17-09-2024 (gepubl. 27-09-2024).