Laat de inspecteur vóór de zitting bij de belastingrechter al weten dat hij de bestreden
aanslag zal verminderen? Dan zal de beroepsprocedure voor de gemachtigde relatief
eenvoudig zijn en zal de proceskostenvergoeding lager uitvallen.
Een vrouw gaat in beroep tegen de afwijzing van haar bezwaarschrift tegen een aanslag
IB/PVV 2016. Een van haar klachten is dat de inspecteur haar niet heeft gehoord. Nog
voordat de zitting voor de rechtbank plaatsvindt, erkent de inspecteur dat hij de
vrouw had moeten aanhoren. Hij verzoekt de rechtbank om het beroep van de vrouw gegrond
te verklaren en de zaak naar hem terug te verwijzen. Hoewel de Belastingdienst aan
haar klacht tegemoet komt, trekt de vrouw haar beroep niet in. Zij wijst erop dat
haar beroepschrift meer klachten bevat. Maar de rechtbank stelt dat de inspecteur
deze klachten na de terugverwijzing kan afhandelen. De rechtbank oordeelt dat de zitting
achterwege had kunnen blijven. De gemachtigde van de vrouw had dat moeten weten. Daarom
krijgt de vrouw geen proceskostenvergoeding voor het bijwonen van de zitting toegewezen.
Daarop gaat de vrouw in hoger beroep en vordert een hogere proceskostenvergoeding.
Verminderingsbeschikking pas ter zitting overlegd Het hof constateert dat de inspecteur pas op de zitting van de rechtbank heeft toegezegd
de aanslag te verminderen conform de aangifte. Toen pas is ook de verminderingsbeschikking
overlegd. Daarom heeft de vrouw wel recht op een proceskostenvergoeding voor het bijwonen
van de zitting bij de rechtbank en bij het hof zelf. Het hof kent aan de zittingen
bij de rechtbank en het hof zelf een gewicht toe van licht respectievelijk zeer licht.
De gemachtigde van de vrouw wist immers ten tijde van de zitting bij de rechtbank
al dat het beroep gegrond zou zijn en dat de fiscus de aanslag zou verminderen conform
de aangifte. De werkbelasting voor de gemachtigde is daarom (zeer) beperkt geweest.
Bron: Hof Amsterdam 23-04-2024 (gepubl. 15-05-2024).