Het Hof van Justitie van de EU oordeelt dat een meldingsplicht voor intermediairs,
die voortvloeit uit een Europese richtlijn, een gerechtvaardigde inmenging in het
recht op eerbiediging van het privéleven vormt.
De Richtlijn 2011/16/EU schrijft voor dat elke intermediair die betrokken is bij grensoverschrijdende
mogelijk agressieve fiscale constructies, die constructies moet melden bij de bevoegde
belastingautoriteiten. Is er geen intermediair, dan geldt deze meldingsplicht voor
de belastingplichtige. In 2020 hebben een aantal organisaties van advocaten en fiscalisten
en enkele balies een beroepsprocedure gestart bij het Belgisch Grondwettelijk Hof.
Ze menen dat de Belgische wet tot omzetting van de richtlijn moet worden vernietigd.
Hun motivering is dat de richtlijn botst met een aantal bepalingen van het Handvest
van de grondrechten van de Europese Unie en een aantal algemene beginselen van het
Unierecht. Het Belgisch Grondwettelijk Hof heeft prejudiciële vragen gesteld aan het
Hof van Justitie (hier afgekort als het Hof).
Reikwijdte van meldingsplicht Het Hof begint met de vaststelling dat het feit dat de richtlijn de meldingsplicht
niet beperkt tot de vennootschapsbelasting geen afbreuk doet aan de geldigheid van
deze richtlijn in het licht van de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie.
Een eventuele mindere mate van nauwkeurigheid en duidelijkheid van de terminologie
die men hanteert in de door het Hof te onderzoeken bepalingen van de richtlijn doet
niet af aan de geldigheid ervan in het licht van de beginselen van rechtszekerheid
en legaliteit inzake straffen. Verder oordeelt het Hof dat de uit de meldingsplicht
resulterende inmenging in het privéleven van de intermediair en de belastingplichtige
voldoende nauwkeurig is omschreven.
Vrijstelling van kennisgevingsplicht alleen voor advocaten In een eerder arrest heeft het Hof geoordeeld dat de aan een van de meldingsplicht
ontheven advocaat opgelegde verplichting om andere bij de fiscale constructie betrokken
intermediairs in kennis te stellen van hun eigen meldingsplichten strijdig is met
dat beroepsgeheim. Nu verduidelijkt het Hof dat dit eerdere arrest alleen geldt ten
aanzien van advocaten in de zin van de richtlijn ter vergemakkelijking van de permanente
uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie
is verworven. Andere beroepsbeoefenaren die eventueel gerechtigd zijn om de vertegenwoordiging
in rechte te verzekeren, kunnen zich niet beroepen op dat arrest. De vertrouwelijkheid
van de relatie tussen de advocaat en zijn cliënt geniet namelijk een zeer specifieke
bescherming. Deze bescherming houdt verband met de bijzondere positie van de advocaat
binnen de rechterlijke organisatie van de lidstaten.
Meldingsplicht is gerechtvaardigde inmenging in privéleven Ten slotte gaat het Hof in op de meldingsplicht die rust op intermediairs aan wie
geen ontheffing van deze verplichting vanwege hun beroepsgeheim is te verlenen. Voor
hen en voor de belastingplichtige vormt de meldingsplicht een evenredige en gerechtvaardigde
inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven.
Bron: Hof van Justitie van de EU 29-07-2024.