[[{“value”:”Een dga die een kantoorpand verhuurt is een btw-ondernemer. Als hij later besluit
tot transformatie van het kantoorpand in twee te verkopen woningen, handelt hij nog
steeds als btw-ondernemer en is de levering van de woningen belast met omzetbelasting.
Een dga bezit sinds 1997 twee panden die aanvankelijk als kantoorpand worden gebruikt.
Na beëindiging van de ondernemingsactiviteiten, gaat een stichting het kantoorpand
huren. Nadat de stichting in 2012 de huur opzegt, besluit de dga het pand te transformeren
en op het achterliggende terrein twee woningen te bouwen. In eerste instantie geeft
de Belastingdienst aan dat de levering van de woningen niet is belast met omzetbelasting.
Echter, in 2017 verandert de Belastingdienst van standpunt en stelt dat de levering
van de woningen wel belast is met omzetbelasting, omdat belanghebbende als ondernemer
handelt. In 2018 verkoopt de dga één van de woningen, waarbij hij overdrachtsbelasting
in plaats van omzetbelasting in rekening bracht. De inspecteur legt vervolgens een
naheffingsaanslag omzetbelasting op. De rechtbank heeft deze aanslag vernietigd. De
inspecteur gaat vervolgens in hoger beroep. Bij Hof Arnhem-Leeuwarden is het de vraag
of de levering van de woning belast is met omzetbelasting. Is sprake van een voor
de omzetbelasting belaste levering, dan is de dga van mening dat de inspecteur het
vertrouwens- en zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden.
Dga heeft als btw-ondernemer gehandeld Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de dga btw-ondernemer is gebleven omdat
hij met de verhuur van het kantoorpand een vermogensbestanddeel heeft geëxploiteerd
om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. De verhuuractiviteiten als zodanig zijn
niet beëindigd. Daardoor heeft de dga als btw-ondernemer gehandeld en is de levering
van de woning belast met omzetbelasting. Het hof verwerpt het beroep op het vertrouwens-
en zorgvuldigheidsbeginsel, omdat de toezeggingen van de Belastingdienst niet op de
uiteindelijke situatie van toepassing waren en het tijdverloop niet leidde tot gerechtvaardigd
vertrouwen. Het hof handhaaft de naheffingsaanslag.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 12-11-2024 (gepubl. 22-11-2024).”}]]