Directeuren die op grond van een managementovereenkomst tussen hun holding en een
bv werkzaamheden verrichten, zijn in beginsel niet in dienstbetrekking bij de bv.
Een bv houdt zich bezig met het ontwikkelen, verkopen, leveren, onderhouden en exploiteren
van systeem- en gebruikerssoftware, hardware- en softwareapplicaties. Ongeveer elf
personen werken bij de bv. Op 8 en 9 oktober 2008 sluit de bv managementovereenkomsten
met twee persoonlijke holdings van twee dga’s. Deze managementovereenkomsten bepalen
dat de holdings de opdracht krijgen om samen de dagelijkse leiding van de bv uit te
oefenen. De partijen geven uitdrukkelijk aan dat de overeenkomsten geen arbeidsovereenkomsten
zijn. Toch merkt de fiscus de dga’s van de holdings aan als werknemers van de bv voor
wat betreft de sociale verzekeringen. De inspecteur wijst er daarbij op dat de dga’s
de enige werknemers zijn van hun persoonlijke holdings. Het geschil belandt uiteindelijk
voor Hof Den Bosch.
Verplichtingen vloeien voort uit managementovereenkomst Het hof redeneert als volgt. De werkzaamheden van de dga’s voor de bv zijn gebaseerd
op hun arbeidsovereenkomsten met de holdings en de managementovereenkomst tussen de
bv en de holdings. De dga’s hebben zich tegenover de holding niet verplicht om werkzaamheden
te verrichten. Ook blijkt dat de dga’s elkaar soms over en weer vervangen. Het is
ook de managementovereenkomst waardoor de bv verplicht is een managementvergoeding
te betalen. De Belastingdienst maakt evenmin aannemelijk dat de algemene vergadering
van de bv toezicht houdt op de dga’s. Al met al is niet voldaan aan de voorwaarden
van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Volgens het hof is evenmin sprake van
een fictieve dienstbetrekking.
Bron: Hof Den Bosch 13-12-2023 (gepubl. 01-03-2024).