Verrekent een aandeelhouder de schuldig gebleven koopsom van een aanmerkelijk belangpakket
met zijn vordering vanwege een overgenomen lijfrenteverplichting? Dat betekent nog
niet dat de lijfrentetermijnen aftrekbaar zijn van het inkomen uit aanmerkelijk belang.
Een vrouw neemt op 2 januari 2016 twee lijfrenteverplichtingen over van een stichting
tegen een bedrag van in totaal € 8.210.005. De vader van de vrouw is de begunstigde
van deze lijfrenteverplichtingen. De stichting houdt ook alle aandelen in een nv,
waaraan de stichting een schuld heeft van € 481.230. De vrouw neemt op 2 januari 2016
de schuld van de stichting aan de nv over. De stichting blijft de vrouw de desbetreffende
overnamesommen schuldig. Op 24 december 2016 sluit de vrouw een koopovereenkomst met
de stichting. Met terugwerkende kracht tot 2 januari 2016 koopt zij voor € 8.687.945
aandelen in de nv. Zij blijft de gehele koopsom schuldig. Vervolgens verrekenen de
vrouw en de stichting hun onderlinge schuldvorderingen zodat de vrouw daarna nog maar
€ 3.290 van de stichting te goed heeft.In 2017 vindt de liquidatie van de nv plaats. De vrouw ontvangt daarom een liquidatie-uitkering
van € 9.350.085. In haar aangifte inkomstenbelasting over 2017 verlaagt zij de liquidatie-uitkering
onder andere met € 375.000. Dat is het bedrag van de lijfrentetermijnen die aan de
vader van de vrouw zijn uitgekeerd. Maar de inspecteur staat alleen de aftrek van
de rentecomponent in deze lijfrente-uitkeringen van € 34.962 toe. Rechtbank Zeeland-West-Brabant
vindt dat terecht. De lijfrentetermijnen zijn namelijk niet causaal verbonden met
de verkrijging van de aandelen in de nv. De vrouw heeft immers de aandelen verkregen
tegen een verkoopsom die zij schuldig is gebleven. Dat vervolgens een verrekening
met de vordering van de vrouw op de bv heeft plaatsgevonden, maakt van de lijfrentetermijnen
nog geen kosten voor de verkrijging van een aanmerkelijk belang.
Bron: Rb Zeeland-West-Brabant 20-03-2023 (gepubl. 11-04-2023)