Hof Den Haag ziet in een onverklaarde vertraging in het opleggen van een navorderingsaanslag
erfbelasting reden om deze hele aanslag te vernietigen.
De Belastingdienst is erachter gekomen dat een vrouw € 1,5 miljoen op een Zwitserse
bankrekening heeft geërfd van haar vader, die in 2001 is overleden. De vrouw heeft
deze bankrekening niet opgegeven in haar aangifte successierecht (de voorloper van
de erfbelasting). Daarom heeft de inspecteur op 24 oktober 2018 aangekondigd de vrouw
een navorderingsaanslag successierecht op te leggen. Uiteindelijk komt de navorderingsaanslag
binnen bij de vrouw op 3 mei 2019. Daarop gaat zij in bezwaar en beroep. Rechtbank
Den Haag verklaart echter haar beroep ongegrond. Vervolgens gaat de vrouw in hoger
beroep.Het hof bevestigt dat de onbeperkte navorderingstermijn met betrekking tot buitenlandse
onderdelen van de nalatenschap is toegestaan. Maar de Belastingdienst moet dan wel
voldoende voortvarend optreden. In deze zaak is dat niet gebeurd. Tussen het verkrijgen
van de informatie die nodig is om de navorderingsaanslag op te leggen en het opleggen
van die aanslag liggen meer dan zes maanden. De inspecteur heeft daarvoor geen afdoende
verklaring gegeven. Het hof verwerpt bovendien het beroep van de inspecteur op de
zogeheten standstillbepaling. De wetgeving met betrekking tot de onbeperkte navorderingstermijn
is namelijk tot stand gekomen na de ‘standstilldatum’ van 31 december 1993. De onbeperkte
navorderingstermijn is evenmin een voortzetting van een wettelijke regeling die al
bestond op de standstilldatum. Het hof vernietigt daarom de navorderingsaanslag.
Bron: Hof Den Haag 23-02-2023 (gepubl. 13-03-2023