70% van de voordelen uit verhuur van een aanbouw van een eigen woning is belast in
box 1 als de afzonderlijke perioden van verhuur slechts kort duren.
Sinds 16 april 2003 zijn een man en zijn partner eigenaar van een eigen woning. In
2016 breiden zij hun woning uit met een aanbouw. Deze aanbouw bestaat uit een bijkeuken
met rechtstreekse toegang tot de hoofdwoning en een gastenverblijf. Het gastenverblijf
bestaat uit een kamer waarin een keukenblok en een toilet/doucheruimte zijn geplaatst.
De man verhuurt het gastenverblijf via Airbnb aan toeristen. Daarvoor ontvangt hij
in 2018 zo’n € 2.647,25 aan huurinkomsten. In verband met de verhuur heeft de man
tot een bedrag van € 774 aan kosten gemaakt. De Belastingdienst meent dat de regeling
voor tijdelijke verhuur van de eigen woning aan de orde is. In dat geval behoort 70%
van de voordelen uit het verhuren van het woningdeel tot het inkomen uit eigen woning.
Daarbij stelt de inspecteur naderhand dat bij de berekening van het voordeel uit verhuur
de man het bedrag van € 774 mag aftrekken.De man meent echter dat de aanbouw geen onderdeel van de eigen woning is, maar op
zichzelf staat. Bovendien is volgens hem de verhuur niet tijdelijk. De afzonderlijke
verhuurperiodes mogen dan kort zijn, het gastenverblijf is permanent voor verhuur
beschikbaar. Het geschil belandt voor Rechtbank Noord-Holland. De rechtbank oordeelt
dat het gastenverblijf bouwkundig deel uitmaakt van de woning. Het is daaraan aangebouwd
en behoort kadastraal tot dezelfde onroerende zaak. Gezien de inrichting leent het
gastenverblijf zich ook voor gebruik in dienst van de woning. Op zijn minst kwalificeert
het gastenverblijf als een aanhorigheid van de woning. Fiscaal gezien maakt het daarom
deel uit van de eigen woning. Bovendien heeft het gastenverblijf de man anders dan
tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking gestaan. Hij heeft steeds zelf kunnen
bepalen of hij het verblijf voor korte tijd verhuurt of het zelf gebruikt.De volgende vraag is of sprake is van tijdelijke verhuur. Daarvoor is van belang dat
zekerheid bestaat dat de woning op korte termijn ter beschikking van de eigenaar komt.
In deze zaak zijn de perioden van verhuur elk afzonderlijk korter, maar bij elkaar
opgeteld langer dan twee maanden. Toch staat telkens vast dat het gastenverblijf weer
ter beschikking van de man komt. Daardoor is sprake van tijdelijke verhuur. Dat betekent
weer dat de regeling voor tijdelijke verhuur inderdaad van toepassing is.
Bron: Rb Noord-Holland 30-03-2023 (gepubl. 11-04-2023)