De Hoge Raad heeft drie uitspraken van hof Den Haag over de vermogensrendementsheffing
van box 3 (deels) vernietigd. Daarbij heeft de Hoge Raad onder andere bevestigd dat
onbelaste koerswinsten belast zijn.
In een van de drie zaken heeft het hof de box 3-heffing verminderd door uit te gaan
van het werkelijke rendement. Daarbij heeft het hof ongerealiseerde koerswinsten buiten
beschouwing gelaten (ECLI:NL:GHDHA:2023:2025). De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof omdat ook niet-gerealiseerde koerswinsten
in aanmerking moeten worden genomen. Dit blijkt ook uit eerdere rechtspraak (ECLI:NL:HR:2024:705). Daardoor is het werkelijke rendement in 2017 en 2018 hoger dan het box 3-inkomen
zoals door de inspecteur is vastgesteld. Daarom bestaat geen aanleiding tot vermindering
van de aanslagen. Wat betreft het verzoek van de belegger om een rentevergoeding overweegt
de Hoge Raad dat dit niet voor het eerst in cassatie is te doen en overigens hier
überhaupt moet worden afgewezen. Dit blijkt ook uit eerdere rechtspraak (ECLI:NL:HR:2024:756).
Overtollig ondernemingsvermogen was banktegoed in box 3 Een andere zaak betreft een man die in 2017 en 2018 een onderneming drijft. De man
heeft in zijn aangifte IB/PVV 2018 € 626.797 aan liquide middelen gerekend tot zijn
ondernemingsvermogen. De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag hiervan
een bedrag van € 441.796 als overtollig aangemerkt en tot box 3 gerekend. Hof Den
Haag (ECLI:NL:GHDHA:2023:2219) is daarin meegegaan en heeft vervolgens het box 3-inkomen met toepassing van de
Herstelwet berekend op € 22.277. Volgens de Hoge Raad heeft het hof het box 3-inkomen
incorrect berekend. Omdat de overtollige liquide middelen bestaan uit banktegoeden
en men het voordeel dan op 0,12% moet stellen, bedraagt het box 3-inkomen slechts
€ 514. Verder heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het hof ook hier ten onrechte een
vergoeding heeft toegekend voor het rentenadeel dat door de onverschuldigde betaling
van belasting is geleden.
Participatie in transparant fonds In de derde zaak participeerde een man in een beleggingsclub. Niet in geschil is dat
de beleggingsclub fiscaal transparant is, omdat het een besloten fonds voor gemene
rekening is. Dit brengt mee dat de participatie van de man voor de inkomstenbelasting
telt als zijn eigen bezittingen en schulden. Voor de vaststelling van het werkelijk
rendement in box 3 is dan bepalend wat in enig jaar de inkomsten waren uit, en de
waardeontwikkelingen van zijn aandeel in de bezittingen en schulden van het fonds.
Volgens de Hoge Raad heeft het hof (ECLI:NL:GHDHA:2024:229) daarbij ten onrechte ongerealiseerde vermogenswinsten niet in aanmerking genomen.
De Hoge Raad verwijst de zaak om de man de gelegenheid te geven het werkelijke rendement
aannemelijk te maken.
Bronnen: Hoge Raad 02-08-2024.