Uit een zaak voor Rechtbank Noord-Nederland blijkt dat het gebruik van een achteraf
opgestelde rittenregistratie soms toch is toegestaan.
De Belastingdienst past op het fiscale loon van een dga een correctie toe van € 17.125
vanwege het privégebruik van de auto van de zaak. De fiscus wijst namelijk de rittenregistratie
af die de dga heeft gereconstrueerd. Dat heeft de dga gedaan omdat de koffer waarin
hij zijn oorspronkelijke rittenregistratie heeft bewaard, is gestolen. Het geschil
komt voor Rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank stelt dat men niet wettelijk verplicht
is om het privégebruik van hooguit 500 privékilometers te bewijzen met een oorspronkelijk
bijgehouden rittenregistratie. Andere middelen mogen ook. Daarnaast benadrukt de rechtbank
dat de dga niet het exacte aantal privékilometers hoeft te bewijzen. Het overtuigend
aantonen dat het gaat om hoogstens 500 privékilometers op jaarbasis volstaat.
De rechtbank oordeelt dat de dga slaagt in zijn bewijslast. De inspecteur stelt dat
diverse kilometeropgaves niet kloppen. Maar de rechtbank constateert dat deze afwijkingen
niet bestaan of verwaarloosbaar zijn. De rechtbank merkt daarnaast op dat de dga eerder
te veel in zijn nadeel dan in zijn voordeel heeft afgerond. Daarmee zijn de fundamenten
van de conclusies van de Belastingdienst weggeslagen. Vervolgens beoordeelt de rechtbank
of de gereconstrueerde rittenregistratie deugt. Daarbij stelt de rechtbank vast dat
de gereconstrueerde rittenregistratie wat opzet en inrichting betreft (vrijwel) helemaal
voldoet aan de voorwaarden voor een ‘echte’ rittenregistratie. De routes die de dga
heeft gereden, zijn gebruikelijke routes. Bovendien heeft de dga in privé nog enkele
andere motovoertuigen waarmee hij privéritten kan maken. Vanwege deze omstandigheden
keurt de belastingrechter de gereconstrueerde rittenregistratie goed. De rechtbank
draait vervolgens de correcties van de inspecteur terug.
Bron: Rb. Noord-Nederland 12-10-2022 (gepubl. 04-11-2022)