Weet de inspecteur in een vroeg stadium van een lopend onderzoek al voor welk bedrag
hij een btw-ondernemer ongeveer een naheffingsaanslag wil opleggen? Dan moet de btw-ondernemer
een redelijke tijd krijgen om zijn standpunt kenbaar te maken.
Een Nederlandse bv die een groothandel in bloemen en planten drijft, koopt in de jaren
2011 tot en met 2015 bloemen en planten in bij bloemenveilingen en kwekers in Nederland.
Deze aankopen vinden plaats op afstand, per computer met inlogcodes. Vervolgens verkoopt
en levert de bv de gekochte waar door aan Hongaarse bedrijven. In dat verband haalt
een Hongaars bedrijf de bloemen en planten op bij de veilingen in Nederland om ze
daarna naar Hongarije te vervoeren. De bv merkt de levering van de bloemen en planten
aan de Hongaarse bedrijven aan als een intracommunautaire levering. Daarom past zij
het btw-tarief van 0% toe. Ook trekt zij de voorbelasting af. Nadat de Hongaarse fiscus
de Nederlandse inspecteur vraagt om inlichtingen over de leveringen van de bv aan
Hongaarse bedrijven, houdt hij een boekenonderzoek bij de bv. Dit onderzoek mondt
uit in een breder onderzoek naar Hongaarse btw-fraude.
Fiscus legt beslag Terwijl dit bredere onderzoek loopt, komt de Belastingdienst tot de conclusie dat
de leveringen door de bv aan de Hongaarse bedrijven onder het verlaagd btw-tarief
vallen. De inspecteur wil daarom de bv naheffingsaanslagen omzetbelasting opleggen.
In dit verband vraagt de ontvanger van de belastingen de voorzieningenrechter verlof
tot het leggen van conservatoir beslag op banktegoeden van de bv. Het gaat om een
bedrag van € 1,2 miljoen. De voorzieningenrechter willigt het verzoek in onder de
voorwaarde dat de inspecteur binnen zes weken de naheffingsaanslagen oplegt. De bv
vindt dat allemaal niet terecht. Zij stelt onder meer dat de Belastingdienst het verdedigingsbeginsel
heeft geschonden. Zij heeft praktisch gezien maar één werkdag gehad om haar standpunt
kenbaar te maken.
Schending van verdedigingsbeginsel De Hoge Raad wijst erop dat het verdedigingsbeginsel de inspecteur niet verbiedt
om zijn voornemen om een naheffingsaanslag op te leggen aan te kondigen voordat het
onderzoek is afgerond. Maar de Hoge Raad constateert dat het verdedigingsbeginsel
toch is geschonden. Omdat de inspecteur al in een vroeg stadium wist welk bedrag hij
wilde naheffen, had hij de bv de gelegenheid kunnen geven om haar standpunt kenbaar
te maken voordat de aanslag was opgelegd. Bovendien had dat tot een andere afloop
kunnen leiden. Daarom vernietigt de Hoge Raad de naheffingsaanslagen.
Bron: Hoge Raad 7 juli 2023.