Voor het volharden in de weigering om alle stukken in te dienen en het houden een
onrechtmatig woonplaatsonderzoek moet de fiscus de werkelijke proceskosten vergoeden.
In 1999 vindt de verkoop plaats van de onderneming van een bv. De dga van deze bv
laat aan de Belastingdienst weten dat hij op 1 juni 2001 samen met zijn partner naar
Zwitserland emigreert. Het is hen niet gelukt hun Nederlandse woning te verkopen.
Door zijn emigratie behaalt de dga een fictief vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk
belang (ab). Daarom krijgt hij een conserverende aanslag opgelegd. Na tien jaar vindt
een kwijtschelding van deze conserverende aanslag plaats. Daarna verkoopt de dga zijn
ab-pakket. Eind 2014/begin 2015 vraagt echter een tipgever aan een medewerkgever van
de Belastingdienst of het mogelijk is dat een Nederlander in Zwitserland onroerend
goed bezit. De medewerker vraagt naar de naam van deze Nederlander, waarop de tipgever
de naam van de dga noemt. Vervolgens zoekt de medewerker informatie over de dga en
verzoekt een collega om een woonplaatsonderzoek in te stellen ten aanzien van de dga.
Beroep tegen navorderingsaanslag Naar aanleiding van het woonplaatsonderzoek en een derdenonderzoek bij de voormalig
personal trainer van de dga trekt de Belastingdienst de conclusie dat de dga gewoon
in Nederland woont. Daarom legt de inspecteur hem een navorderingsaanslag inkomstenbelasting
over 2011 op. De dga gaat daartegen in beroep. Rechtbank Gelderland verklaart zijn
beroep ongegrond. De dga ontvangt wel een immateriële schadevergoeding toe wegens
overschrijding van de redelijke termijn. Maar hij gaat in hoger beroep. Voor het hof
stelt hij onder andere dat zijn recht op een eerlijk proces is geschonden. Ook betwist
hij dat de inspecteur de bewijsmiddelen met betrekking tot zijn woonplaats van belanghebbende
op rechtmatige wijze heeft verkregen. De fiscus zou evenmin beschikken over een nieuw
feit. Verder handhaaft de dga zijn standpunt dat hij niet in Nederland woont. Ten
slotte vordert hij een hogere proceskostenvergoeding dan het gebruikelijke forfait.
Bewijsmiddelen uit onderzoek uitgesloten als bewijs In de hoger beroepsprocedure heeft Hof Arnhem-Leeuwarden het verzoek van de inspecteur
om beperkte kennisneming afgewezen. Maar de inspecteur volhardt in zijn weigering
om bepaalde stukken in te dienen. Verder blijkt uit een ambtsedige verklaring van
de medewerker die met de tipgever heeft gesproken dat de gang van zaken rondom de
tip en de tipgever anders is geweest dan zoals de inspecteur die eerder in de procedure
had voorgesteld. Maar zelfs als dat niet zo was geweest, lag de aanleiding om een
woonplaatsonderzoek te starten in de privésfeer. De aanleiding is volgens het hof
ook onrechtmatig. Het hof sluit daarom de bewijsmiddelen die uit dit onderzoek zijn
gekomen uit als bewijs. Vervolgens vernietigt het hof de naheffingsaanslag. Bovendien
oordeelt het hof dat de inspecteur op zijn minst zeer lichtvaardig met de waarheid
is omgesprongen. Daarom moet hij de dga een bijzondere proceskostenvergoeding van
€ 80.000 betalen.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 16-04-2024 (gepubliceerd 17-04-2024).