Een buitenlands belastingplichtige heeft onder voorwaarden recht op arbeidskorting.
Bij het bepalen van de hoogte van de arbeidskorting geldt dat alleen in Nederland
genoten salaris relevant is.
Een inwoner van België geniet in 2018 in Nederland een salaris van € 35.926. Daarnaast
heeft hij buiten Nederland een salaris verdiend van € 12.883. Voor 2019 heeft hij
in Nederland een salaris verdiend van € 30.849 en buiten Nederland € 21.900. De Belastingdienst
berekent de arbeids- en heffingskorting op basis van het wereldinkomen. Bij Rechtbank
Zeeland-West-Brabant is in geschil hoe de heffingskortingen moeten worden berekend.
Is dat op basis van het wereldinkomen (inspecteur) of het Nederlandse inkomen (de
Belgische inwoner).De rechtbank oordeelt dat voor de arbeidskorting moet worden uitgegaan van het in
Nederland verdiende loon en niet van het wereldinkomen. De rechtbank motiveert zijn
oordeel met een verwijzing naar het ‘Costa Rica-arrest’ van de Hoge Raad. Ook verwijst
de rechtbank naar een uitspraak van Hof Den Bosch uit 2022.Een buitenlands belastingplichtige heeft in beginsel geen recht op de algemene heffingskorting.
Echter volgens de non-discriminatiebepaling uit het belastingverdrag Nederland-België
heeft de Belgische inwoner wel recht op de algemene heffingskorting. De staatssecretaris
heeft goedgekeurd dat de algemene heffingskorting volledig wordt toegekend. Op grond
van de non-discriminatieregels moet volgens de rechtbank worden aangesloten bij de
rechten die inwoners van Nederland hebben. Bij binnenlands belastingplichtigen in
Nederland wordt de algemene heffingskorting berekend op basis van het verzamelinkomen,
ofwel het wereldinkomen. De rechtbank bepaalt dat voor het berekenen van de algemene
heffingskorting het uitgangspunt daarom het wereldinkomen is.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 10-07-2023 (gepubl. 27-07-2023)